Het Amsterdam Light Festival is weer losgebarsten: overal lichtkunst in de stad. In 1929 was er ook een lichtweek, met diverse primeurs.
De gloeilamp werd dat jaar vijftig, en dat moest gevierd worden. Met licht, natuurlijk. Een week lang, van maandag 21 tot en met zaterdag 26 oktober, stond Amsterdam in het teken van de herdenking van de uitvinding van Thomas Alva Edison in 1879. Uitvinding tussen aanhalingstekens: de lamp van Edison was niet de eerste gloeilamp. Wel was hij erin geslaagd de lamp geruime tijd te laten branden én had hij er een commercieel succes van gemaakt.
Ook in andere landen werd Edisons lamp geëerd, waaronder Frankrijk, Italië en uiteraard in zijn Verenigde Staten. In Amsterdam was een commissie ingesteld voor de uitvoering, geleid door W. Lulofs, secretaris van het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf. Leden waren onder meer de architecten Hulshoff en Lansdorp van Publieke Werken en de heren Kaff en Halbertsma van de gloeilampenfabrikant uit het zuiden des lands.
Het doel van de week was om te laten zien dat het mogelijk was om het stadsschoon ook ’s avonds naar voren te brengen. Diverse grachten en gebouwen kregen daartoe verlichting. Geheel nieuw was dat niet: tijdens de Olympische Spelen van 1928 waren de grachten ook al verlicht. Wel werd dit keer meer aandacht gegeven aan de verlichting van grachtenhuizen en andere bezienswaardigheden, onder meer met gekleurd licht van schijnwerpers.
Op enkele plekken werden speciale objecten geplaatst. De Dam was het middelpunt van de week. Daar verrees een 25 meter hoge obelisk op stervormige voet. Er kwam niet alleen licht uit maar ook geluid, radio-uitzendingen via luidsprekers. De beste wandelroute was van Centraal Station via Damrak naar de Dam, via Kalverstraat naar Leidsestraat, eindigend bij het Leidsebosje, waar Philips een eigen object had neergezet.
Herman Heijenbrock (1871-1948) maakte een serie tekeningen van de Lichtweek. Grotere versies: Damrak, Dam en Leidsebosje.
Tal van winkeliers en buurtverenigingen deden ook mee en versierden zelf hun straten. Zo stonden bijvoorbeeld ook op het Javaplein en het Mercatorplein lichtmonumenten.
Het Rijksmuseum was niet alleen van buiten verlicht: ook binnen was elektrische verlichting opgehangen. Dat was geen primeur, maar het was wel voor het eerst dat het grote publiek ook ’s avonds naar binnen kon.
Het gloednieuwe Sportfondsenbad in Oost liet de bodem van het bassin verlichten. Wie het kon betalen kon met de KLM vanaf Schiphol een rondvlucht boven de stad maken. In het Veiligheidsmuseum werden demonstraties gegeven.
Op de grachten hielden roei- en motorboten een optocht, verlicht door lampions. De achtpersoons-wherry van roeiclub De Hoop, verlicht in de vorm van een pad, werd bekroond. Het muziekcorps van de Draad- en Kabelfabriek (Draka) zorgde voor de muziek, evenals het bekroonde vlot met Wolga-zangers van houthandel De Groot. De verlichte waterstralen van de brandweerboot Jan van der Heyden op de Amstel waren een sensatie.
Er werd ook een auto-corso gehouden met zo’n 90 speciaal verlichte automobielen, die van het Koloniaal Instituut naar het Olympisch Stadion reden. In het stadion werd die avond gevoetbald tussen landskampioen Philips’ Sportvereeniging en een Amsterdams gelegenheidselftal met spelers van vooral Ajax en Blauw-Wit. PSV won met 3-2. De wedstrijd werd bij kunstlicht gespeeld, een experiment (of toch niet?) waar de bezoekers aan moesten wennen. “De spelers lijken meer poppetjes op een groen grastapijt”, schreef de verslaggever van de Apeldoornsche Courant.
Er was vooraf enige bezorgdheid of de vele extra verlichting gevolgen zou hebben voor de normale stroomvoorziening in de stad. Lulofs zei echter te verwachten dat er tijdens de week juist minder stroom gebruikt zou worden, doordat veel mensen uithuizig zouden zijn.
Op de laatste avond werd het auto-corso herhaald, zij het via een andere route, door de buitenwijken. De spoorwegen hadden extra treinen ingezet om de stroom bezoekers van buiten de stad te kunnen vervoeren. Om middernacht gingen de lichten uit en keerde de duisternis terug.
De kranten waren laaiend enthousiast. De week was druk bezocht (de gemeentetram noteerde ruim 600.000 extra passagiers), en noviteiten als gebouwilluminatie met schijnwerpers, voetballen bij kunstlicht en avondlijk museumbezoek waren in goede aarde gevallen. De beurskrach midden in de week kon de feestsfeer nauwelijks drukken.
Bronnen (o.a.):
- Het Volk: Langs de “brandpunten” van de lichtweek, 17 oktober 1929.
- Algemeen Handelsblad: Amsterdam in lichtelaaie, 22 oktober 1929.
- Frans Oehlen: #020today: Lichtfestival. Amsterdam Museum, 13 december 2012.