Waar je nu verantwoord boodschappen kunt doen, speelde zich een eeuw geleden een drama af. Een architect met geldproblemen raakte buiten zinnen.
In de negentiende eeuw werden veel huizen gebouwd door aannemers met geld dat ze van banken leenden. In het begin van de twintigste eeuw was dat al minder gebruikelijk: de meeste huizen werden toen gebouwd door grote bouwbedrijven en door woningbouwverenigingen. Maar er waren ook nog kleine bouwers actief. Met één van hen liep het niet goed af.
Volgens de gevelsteen onder de dakrand is het grote pand van supermarkt Marqt aan de Overtoom in 1914 gebouwd. De eigenaar en bouwheer was Marcelis Muijlwijk, een aannemer. Waarschijnlijk was hij ook de architect: hij was immers bouwkundige en destijds was het niet ongebruikelijk dat aannemers zelf panden ontwierpen. Muijlwijk betaalde de bouw met een hypotheek. Hij woonde zelf in een van de woningen, met zijn gezin. De rest van het pand, inclusief de winkelruimte, werd verhuurd.
Tot zover niets bijzonders. De huuropbrengsten waren echter te laag: al in 1915 kon Muijlwijk de hypotheeklasten niet meer aan en werd hij failliet verklaard. Met hulp van zijn schoonfamilie kon hij toch weer aan de slag.
Rond die tijd schreven de kranten over de mysterieuze verdwijning van een Duitse koopman, ene A.C.A. Busch. Onderzoek van de politie wees uit dat hij voor het laatst gezien was toen hij een bezoek aflegde bij een zakenrelatie: jawel, Muijlwijk. Die verklaarde dat er tijdens dat bezoek telefoon kwam voor Busch, die daarop zou zijn vertrokken. De politie sloot de zaak niet veel later af: het was goed mogelijk dat Busch naar het buitenland was vertrokken, en er was geen lijk. Van de duizenden guldens die Busch bij zich had, ontbrak ook elk spoor.
In 1921 ging Muijlwijk weer failliet. Het pand werd geveild en gekocht door makelaar Schopman. Die nam Muijlwijk in dienst als conciërge. Toen Schopman merkte dat de door Muijlwijk geïnde huurpenningen nogal laag uitvielen, ontsloeg hij de conciërge en zette hij hem via de rechter uit zijn woning. Op een middag in 1922 stormde Muijlwijk het kantoor van Schopman (op de vijfde verdieping van het pand aan de Overtoom) binnen en eiste hij zwaaiend met een mes en een revolver zijn baan terug. Er ontstond een worsteling waarbij Schopman gewond raakte maar wel Muijlwijk kon overmeesteren.
De politie kon niet veel met het voorval: het was het woord van Schopman tegen dat van Muijlwijk, die beweerde dat de makelaar hém had aangevallen. Maar misschien was er toch iets niet in de haak met die Muijlwijk, zo moet de politie gedacht hebben, want ze besloot nog eens te kijken naar de zaak-Busch. In januari 1925 ging ze graven in de grond achter het pand. Er werd een kist gevonden met een geraamte, dat al snel geïdentificeerd werd als het stoffelijk overschot van Busch. Muijlwijk werd gearresteerd, bleef ontkennen maar werd toch veroordeeld tot vier jaar cel.
Dit artikel verscheen eerder op dichtbij.nl.
Muijlwijk schreef later een lijvige autobiografie, Dagboek van Muylwijk. Op pagina 284 vertelt hij over zijn bekentenis.