Wie goed oplet ziet her en der in de stad kleine stadsvernieuwingsprojecten met voorgevels die sterk op elkaar lijken. We bekijken twee series uit de jaren 1980 waarmee kleine open gaten werden gevuld.
Sommige lezers herinneren zich wellicht nog de vele gaten in de bebouwing van de Jordaan in de jaren ’80, ontstaan door de afbraak van veelal bouwvallige huizen. In 1980 waren daar maar liefst 400 van dergelijke plekken, in breedte variërend van één tot vijf panden (Haagsma en De Haan 1985). Ook in de negentiende-eeuwse gordel waren er buurten met ‘een slecht gebit’. Nieuwbouw op dergelijke kleine percelen was en is relatief duur, en bijna onmogelijk als de huren laag moeten blijven voor sociale huurders. Om de kosten te drukken werd daarom in een aantal gevallen gekozen voor een seriematige aanpak: bouwen op verschillende locaties tegelijk met één basisontwerp met standaardelementen, één opdrachtgever en één aannemer.
In 1980 werd begonnen aan een reeks van vijftien projecten, allemaal ontworpen door architect Herman Zeinstra, die destijds bij bureau De Kat & Peek werkte. Het initiatief ging uit van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting. Opdrachtgever bij veertien projecten was woonstichting Onze Woning, de woningwettak van de oude Bouwmaatschappij tot Verkrijging van Eigen Woningen (opgericht in 1868). Na oplevering werden de panden overigens overgedragen aan corporaties die in buurt actief waren; Onze Woning was zodoende vooral een soort projectleider. Aannemer was Muwi van Gent uit Amersfoort. Na twee jaar voorbereiding gingen in 1982 palen de grond in voor de eerste vijf projecten: Insulindeweg, Haarlemmer Houttuinen, De Wittenstraat / Jacob Katskade, Eerste Jan van der Heijdenstraat / Ruysdaelkade, en een van de twee locaties in de Swammerdamstraat.
Typerend voor de hele reeks is het gebruik van geprefabriceerde standaard gevelelementen. Ook de ‘natte cellen’ (douche en wc) met daaraan gekoppeld keukenblokken waren prefab, in dit geval gemaakt van een kunststof materiaal. De woningen kregen allemaal een ventilatiesysteem met warmteterugwinningsapparaat.
Nieuw was een dergelijke bouwwijze overigens niet. Systeembouw met prefab-elementen had in de twintigste eeuw een grote vlucht genomen. In Amsterdam werd er al in de jaren 1920 mee geëxperimenteerd in Betondorp, en in de westelijke tuinsteden werd op grote schaal gebouwd met systemen als Airey. De wellicht bekendste voorbeelden van bouwen met kant-en-klare gevelelementen verrezen in de DDR, waar bijna twee miljoen woningen op die manier gebouwd werden, de Plattenbauten.
Volkshuisvesting-technisch waren de woningen van de eerste open gaten-serie overigens geen woningen maar ‘wooneenheden’. Om precies te zijn hat-eenheden, waarbij hat staat voor huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. Voor de kleine open gaten bood dat een aantal voordelen. De rijksoverheid gaf subsidie voor het bouwen van hat-eenheden. Het waren kleine optrekjes, met één of twee kamers, en dus makkelijker in te passen op kleine percelen. En waar reguliere woningen op de vierde verdieping of hoger met een lift bereikbaar moesten zijn, gold die verplichting niet voor wooneenheden, hetgeen veel geld en ruimte scheelde.
De hat-regeling was in 1975 ingevoerd door staatssecretaris Marcel van Dam van Volkshuisvesting. Volgens Van Dam waren in de voorgaande decennia vooral woningen voor gezinnen gebouwd en was er te weinig aandacht geweest voor andere soorten huishoudens. Hij constateerde dat er behoefte was aan woningen voor ouderen die kleiner wilden gaan wonen, en voor jongeren die hun eerste woning zochten. De leeftijdsgrens voor het recht op een zelfstandige woning werd verlaagd van 27 naar 18 jaar, zodat ook jongeren zich voortaan bij gemeentes konden inschrijven als woningzoekende. Omdat voor jongeren de huursubsidie lager was, omvatte de regeling objectsubsidie om de huren te drukken.
Er kwamen zelfstandige en onzelfstandige hat-eenheden. Bij de laatste werden keuken, wc en douche gedeeld door de bewoners.
Nog voor de invoering was er kritiek op de hat-regeling. Kleine christelijke partijen vonden het verwerpelijk om te bouwen voor ongehuwd samenwonenden – en al helemaal als die van hetzelfde geslacht waren. Later vonden velen dat ook jongeren recht hadden op een volwaardige woning en dat de overheid niet mee moest werken aan de bouw van inferieure woningen. De regeling werd in 1995 beëindigd.
Zeinstra bracht nog behoorlijk wat architectonische variatie aan in zijn reeks, vooral wanneer de vorm van het perceel er om vroeg. Het Parool noemde hem “de kampioen van de verrassende invuloefening, van het vullen van kleine open gaatjes her en der in de stad“. Vergelijk bijvoorbeeld het rechttoe rechtaan-project in de Haarlemmer Houttuinen met de complexe oplossing op de spitse hoek Frederik Hendrikstraat / Hugo de Grootkade. Daar kwamen op de tweede, derde en vierde verdieping twee wooneenheden; de erkers waren geen luxe maar bedoeld om een minimum aan woonoppervlakte te bereiken. De hoekoplossing De Wittenstraat / Jacob Catskade is ronduit spectaculair, met de open gevel, doorschietende galerijen en slim geplaatste hijsbalk. Madelievenstraat 7 en het project in de Hazenstraat kregen opmerkelijke open voorgevels met dito trappenhuizen.
Enkele jaren later werd begonnen aan het vullen van een tweede reeks kleine open gaten. Dit keer ging het om zo’n dertig locaties in de Czaar Peterbuurt, Oost en Zuid. Aannemer was weer Muwi van Gent, en ook nu werd gebruik gemaakt van standaard gevelelementen. De ontwerpen kwamen ditmaal van Rob Budding van het bureau Budding + Wilken en waren soberder dan die van de eerste serie. Een ander verschil was dat niet langer alleen hat-eenheden werden gebouwd maar ook reguliere woningen, met drie of meer kamers. Er waren in totaal elf opdrachtgevers, waarbij het Woningbedrijf Centrum-Oost optrad als coördinator voor acht corporaties.
Budding en Wilken gebruikten prefab gevelplaten van 1,40 x 2,80 m, gemaakt van met glasvezel versterkt cement met aan de binnenzijde gipsplaten. Overige delen van de gevels boven de pui werden bekleed met isolatiemateriaal. Bij een aantal projecten kwam de voorgevel van de bovenste verdieping iets naar achteren, zodat daar een balkon ontstond.
In 1985 werd begonnen op een proeflocatie aan de Prinsengracht. Daar werden nog aluminium schuiframen toegepast; de latere projecten kregen allemaal kunststof kozijnen. De laatste woningen werden in 1989 opgeleverd. Volgens een publicatie over het project (Verberne 1989) kreeg elke buurt een eigen kleurstelling: rood en wit in de Pijp, geel in de Czaar Peterbuurt, geel en groen in de Oosterparkbuurt en zwart in de Dapperbuurt. (Het is ons niet bekend hoe consequent die kleurkeuzes werden toegepast en of ze bij renovaties overeind bleven.) Bij sommige projecten kregen de woningen gevelkachels, wat nog te zien is aan de gevelopeningen voor de aan- en afvoer van lucht.
De series
In de eerste open gaten-serie werden 180 wooneenheden gebouwd op vijftien locaties. De tweede serie bestond uit 29 locaties met in totaal circa 300 woningen en wooneenheden.
Serie I (1982-1984)
Jordaan
- Madelievenstraat 4: 4 wooneenheden
- Madelievenstraat 7: 4 wooneenheden
- Anjeliersstraat 90: 4 wooneenheden (3×2 kamers, 1×1 kamer)
- Hazenstraat 56: 4 wooneenheden (3×2, 1×1)
- Haarlemmer Houttuinen 45: 9 wooneenheden (1×2, 8×1)
West
- De Wittenstraat 157-227 / Jacob Catskade: 34 wooneenheden (34×1)
- Frederik Hendrikstraat 157-171 / Hugo de Grootkade: 8 wooneenheden waarvan 2 bestemd voor jongeren
- De Wittenstraat 12-14: 19 wooneenheden waarvan 4 voor jongeren
- Van Oldenbarneveldtstraat 43-45 / Eerste Hugo de Grootstraat: 10 wooneenheden waarvan 2 voor jongeren
Oost
- Insulindeweg 650-714: 32 wooneenheden (32×1)
- Swammerdamstraat 24: 9 wooneenheden
- Swammerdamstraat 29: 14 wooneenheden (14×1) waarvan 3 voor jongeren
- Tweede Oosterparkstraat 132: 9 wooneenheden (5×2, 4×1)
Zuid
- Rustenburgerstraat 2 / Amsteldijk: 7 wooneenheden waarvan 2 voor jongeren, restaurant
- Eerste Jan van der Heijdenstraat 2-10 / Ruysdaelkade: 13 wooneenheden
Serie II (1985-1988)
Czaar Peterbuurt
- Blankenstraat 85 / Czaar Peterstraat 86: 1 vierkamerwoning, 1 zeskamerwoning
- Blankenstraat 91: 2 wooneenheden (2×2)
- Blankenstraat 130: 1 vierkamerwoning
- Conradstraat 72-76: 10 wooneenheden (10×2)
- Conradstraat 160-166: 12 wooneenheden (12×2 waarvan 10 voor jongeren)
- Cruquiusstraat 3-49 / Blankenstraat 67: 16 driekamerwoningen, 1 driekamer maisonette, 8 wooneenheden (8×2)
- Eerste Leeghwaterstraat 18-32: 6 driekamerwoningen, 2 wooneenheden (2×1)
Oost
- Beukenplein 8 / Tweede Oosterparkstraat 110: 1 woning, 3 wooneenheden (3×2), 1 winkel
- Derde Oosterparkstraat 184-186: 7 wooneenheden (6×2, 1×1) en 1 groepswoning voor 2 huishoudens
- Deymanstraat 20-46: 14 wooneenheden (10×2, 4×1)
- Eerste Van Swindenstraat 197-205: 4 wooneenheden, 1 winkel
- Eikenweg 15-17: 5 wooneenheden (4×2 wv 1 voor jongeren, 1×1 voor een jongere)
- Leeuwenhoekstraat 11-23: 7 wooneenheden (7×2)
- Leeuwenhoekstraat 51-65: 8 wooneenheden (1×2, 7×1)
- Mauritsstraat 2-40 / Weesperzijde 2-3 / Swammerdamstraat 2-4: 9 driekamerwoningen, 1 vierkamerwoning, 6 onzelfstandige wooneenheden
- Ruyschstraat 89: 7 wooneenheden (7×2)
- Swammerdamstraat 25-27: 1 woning, 7 wooneenheden (7×2) waarvan 2 voor jongeren
- Transvaalstraat 63-75: 20 woningen, 8 wooneenheden
- Tweede Oosterparkstraat 6-8: 9 wooneenheden (4×2, 5×1 (waarvan 2 voor jongeren))
- Vrolikstraat 257-259: 9 wooneenheden (9×2, waarvan 2 voor jongeren)
- Vrolikstraat 417-421: 1 woning, 8 wooneenheden voor jongeren
Zuid
- Frans Halsstraat 14-16: 4 woningen, 8 wooneenheden (4×2 wv 1 voor jongeren, 4×1 wv 1 voor 1 jongere), 1 groepswoning voor jongeren
- Hemonystraat 41; 9 wooneenheden (9×1)
- Kuipersstraat 15: 1 woning, 5 wooneenheden (3×2, 2×1)
- Quellijnstraat 143: 5 wooneenheden (5×2 waarvan 1 voor jongeren)
- Van Ostadestraat 241-243: 1 groepswoning, 6 wooneenheden (6×2)
Elders
- Prinsengracht 471-473: 8 tweekamerwoningen, 8 wooneenheden
- Derde Wittenburgerdwarsstraat 75-105 / Grote Wittenburgerstraat 159: 10 woningen, 3 onzelfstandige hat-eenheden
- Hoogte Kadijk 78-80: 3 driekamerwoningen, 1 gemeenschappelijke hat-eenheid
Eén gepland project ging niet door: een gebouw met 32 tweekamer-wooneenheden en 4 winkels op de hoek Linnaeusstraat/Polderweg (waar later het politiebureau kwam).
Bij de twee laatst gebouwde projecten, op Wittenburg en aan de Mauritsstraat, werden de standaard gevelelementen niet meer gebruikt.
Met dank aan Heemschut Amsterdam voor tips.
Literatuur:
H. Michel en H. de Boer: Een inventieve oplossing voor open gaten in de stad. In Wonen/TABK 1, 1985.
P. Verberne (red.): De kleine open gaten-serie II : seriematige sociale woningbouw op 30 verspreid liggende kleine lokaties in Amsterdam-Zuid+Oost. Woningbedrijf Centrum-Oost, Amsterdam 1989.
I. Haagsma en H. de Haan: Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam Vooroorlogse wijken, toen en nu. Contact, Amsterdam 1985.
Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting: Volkshuisvesting Amsterdam, jaaroverzicht. Diverse jaargangen 1981-1992. GDV, Amsterdam 1982-1993.
Overige bronnen:
Bouwdossiers via data.amsterdam.nl
Projectdata op www.gebouwdin.amsterdam.nl
De afbeeldingen zijn eigen werk, uitgezonderd:
inhijsen gevelelement: foto uit Jaaroverzicht Volkshuisvesting 1982
Haarlemmer Houttuinen: collectie Dienst Volkshuisvesting / Stadsarchief Amsterdam (bestand 5293FO017538)
Plattenbau: Deutsche Fotothek, licentie CC-BY SA 3.0
Zie ook: Verre verwanten.
NB: het aantal woningen en wooneenheden en de uitsplitsing naar 1 of 2 kamers in de lijsten is onder voorbehoud van fouten; de bronnen spreken elkaar soms tegen.
Table of Contents