Een van de oudste panden in de Pijp is het curieuze gebouw op de hoek waar Stadhouderskade en Gerard Doustraat samenkomen. Dat het een veelzijdige geschiedenis heeft, was wel bekend. Archiefonderzoek voegt daar nu een nieuwe episode aan toe, met een hoofdrol voor de schilderende zoon van de wethouder.
Hier op Stadhouderskade 115 zat het eerste hoofdkantoor van de Rijkspostspaarbank, de in 1881 door de overheid opgerichte spaarbank met loketten in postkantoren in heel het land. Nadat de bank in 1901 naar een veel groter gebouw in de Van Baerlestraat was verhuisd, kregen hier de Amsterdamse schutterijen onderdak. Vanaf 1912 was het een politiebureau, vermoedelijk tot in de jaren ’80. De afgelopen decennia is de begane grond gebruikt als winkelruimte: lange tijd zat er de NTU, een van de vele woninginrichters aan dit deel van de Stadhouderskade. Momenteel staat de begane grond te huur. Het pand is een gemeentelijk monument, al sinds 1980.
Tot zover de al bekende geschiedenis. Bouwjaar, architect en oorspronkelijke functie waren echter onbekend.
Van veel 19e-eeuwse gebouwen zijn in de beeldbank van het Stadsarchief de bouwtekeningen te vinden. Maar bij dit adres toont het archief alleen de tekeningen van een uitbreiding in 1884.
Op onderstaande buurtkaart uit 1876 is te zien dat het gebouw met de bijzondere plattegrond in dat jaar al bestond, dus vóór het bankkantoor werd. Het grote gebouw ernaast was de rijtuigfabriek van W.H. van Eck. Tien jaar later kwam daar de firma Spijker.
Interessant is het huisnummer van het hoekpand: 85. Blijkbaar is op gegeven moment de nummering gewijzigd. Van dat nummer heeft het Stadsarchief wel een bouwtekening, uit 1871. Die is duidelijk niet gemaakt voor het huidige nummer 85: dat is een plek midden in het blok, zonder hoekplattegrond. Ook het torentje op de hoek komt overeen met dat van nummer 115.
De naam van de architect ontbreekt. Linksonder staat “C. Plaat & Zoon”. Speuren in het krantenarchief Delpher toont dat dat een aannemersbedrijf was. Het is niet uitgesloten dat Plaat het gebouw ook heeft ontworpen, maar erg waarschijnlijk is dat niet. Hoogstwaarschijnlijk zat bij de vergunningsaanvraag overigens nog een tekening, met een aanzicht van de voorgevel.
De wethouder
Een nieuw aanknopingspunt is het zinnetje linksboven op de bouwtekening: “Behoort bij het Rekwest van den Hoog Wel Geboren Heer Jonkh. Mr. W.E.J. Berg van Dussen Muilkerk dato 2 Mei 1871”.
Die jonkheer Berg (1813-1888) was lid van de gemeenteraad van 1850 tot 1876 en ruim twintig jaar wethouder onderwijs. Het is echter onwaarschijnlijk dat het gebouw aan de Stadhouderskade daarom een openbare school was. Dat zou in de verslagen van de raadsvergaderingen terug te vinden moeten zijn, en dat is niet het geval. Ook hield een wethouder Onderwijs zich niet bezig met de bouw van scholen; daar was de dienst Publieke Werken voor.
Berg was ook directeur van de Crediet-Vereeniging, een soort bank waar de leden elkaar kortlopende leningen verstrekten. Die hield kantoor aan een van de grachten, en zal geen behoefte hebben gehad aan een pand in wat toen nog een industriegebied buiten de stad was.
Ik mailde het gemeentelijke bureau Monumenten en Archeologie (bMA) met de vraag of zij iets konden met de bouwtekening en het opdrachtgeverschap van wethouder Berg. Projectmedewerker Paul Nieuwenhuizen raakte blijkbaar geïntrigeerd, want ook hij ging speuren in Delpher.
De schilder
Nieuwenhuizen vond een necrologie uit 1935 van een zoon van de wethouder, de schilder en illustrator Joan Berg. Daarin staat onder meer:
Hij vestigde zich in het huis aan de Stadhouderskade op den hoek van de Gerard Doustraat, dat zijn vader voor hem liet bouwen en dat langen tijd een schilderscentrum is geweest. Het is thans politiebureau.
Het huis was dus een schildersatelier! Dat verklaart meteen de grote ramen aan de kant van de Stadhouderskade, op het noorden: bedoeld om veel indirect licht binnen te laten. Dossiers uit het bevolkingsregister bevestigen dat de jonge Berg er woonde, vanaf 1873.
Johannes Franciscus Berg (1851-1935) kreeg als tiener les van de schilder Piet Greive en van diens leerling August Allebé. Ook volgde hij cursussen aan de Academie in Antwerpen, in 1868 en 1869. Volgens de necrologie was hij bevriend met de schilders en generatiegenoten Hein Kever, G.H. Breitner en Geo Poggenbeek. Poggenbeek zou ook in het huis aan de Stadhouderskade gewoond hebben. Dat wordt niet bevestigd in het bevolkingsregister. Maar het atelier was waarschijnlijk groot genoeg voor meer dan één schilder.
Joan Berg trouwde in 1874 met Henriette Waldorp. Ook zij kwam aan de Stadhouderskade wonen. Het echtpaar kreeg er twee dochters, Johanna Elisabeth (1876) en Joanna Francisca (1877).
Opmerkelijk is dat er geen enkel werk van Berg bekend is dat Amsterdam van die tijd toont. En dat terwijl er in de nabije omgeving van het huis toch genoeg te doen was. Het Paleis voor Volksvlijt was uit het raam te zien. De nijverheid rond de Zaagmolensloot, de latere Albert Cuypstraat, zou toch ook een schilder geïnspireerd moeten kunnen hebben.
Berg legde zich toe op landschappen, en had een voorkeur voor Zeeland. Een paar van zijn werken hingen op een tentoonstelling van levende kunstenaars in 1877, en werden als volgt beschreven in het Algemeen Handelsblad:
De heer Joan Berg, te Amsterdam, heeft op het voetspoor van wijlen Dillens, onze stoere Zeeuwsche boeren en aardige boerinnetjes eens tot onderwerp genomen in twee kleine genre-stukjes, waarvan vooral de jolige drinkpartij Onder weg naar de Middelburgsche kermis zoo om de aardige levendige groepeering als de natuurlijke voorstelling aantrekt. Oorspronkelijkheid in opvatting en in de kleur is hier m.i. evenzeer te waardeeren.
Kunsthistoricus Jaap Versteegh beschrijft het werk van Berg aan de hand van bewaard gebleven schetsboeken.
Vader Berg trok zich in 1879-1880 terug uit zijn zaken en verhuisde naar Den Haag. Zoon Joan en zijn gezin volgden hem. Vanaf 1882 verbleef Joan veel in Parijs. Pas in die tijd ging hij ook stadsgezichten schilderen. In 1891 was hij een van de eerste redacteuren van het nieuwe Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. Hij keerde in 1919 voorgoed terug naar Nederland, om zich in Laren te vestigen. Zijn laatste jaren bracht hij door bij zijn dochter in ‘s-Graveland, in het huis Trompenburg, waar hij in 1935 overleed. Hij werd begraven op Zorgvlied.
Het huis na 1879
Het huis aan de Stadhouderskade werd in 1879 op een veiling aangeboden, maar niet verkocht. De gemeente besloot het te kopen, met het doel een deel ervan te slopen om de toegang tot de Gerard Doustraat te verbreden. Zover is het nooit gekomen, waardoor het eerste schildersatelier in de Pijp behouden is gebleven.
Opdrachtgever, bouwjaar en oorspronkelijke functie zijn nu dus (weer) bekend. Wie de architect was is nog onduidelijk. Wellicht is dat in andere archieven terug te vinden.
Met veel dank aan Paul Nieuwenhuizen / bMA. Het Stadsarchief is geïnformeerd over het onjuiste huisnummer bij de bouwtekening.
Table of Contents
Veel dank voor uw onderzoek en fascinerend stukje Amsterdamse geschiedenis. Zou leuk zijn full circle te maken en er weer een creative hot spot van te maken!