Tussen de statige herenhuizen aan de Keizersgracht, gebouwd voor en door vooral protestantse kooplieden, staat sinds 1854 de overduidelijk katholieke Onze-Lieve-Vrouwekerk.
Een grote brand legde in 1845 de suikerfabriek van Rupe & Zoon aan de Keizersgracht in de as. Suikerraffinage was een brandgevaarlijk procedé, en de fabriek van Rupe was zeker niet de eerste die afbrandde. Omwonenden zullen na de eerste schrik waarschijnlijk blij zijn geweest dat ze nu verlost waren van de stank die met de suikerproductie gepaard ging.
De brand woedde op een zondag, toen er in de fabriek gewerkt werd, zoals gebruikelijk bij Rupe. Sommigen zagen de brand daarom als een straf van God: op zondag dienden baas en werkvolk immers naar de kerk te gaan. De eigenaren besloten los daarvan de fabriek niet weer op te bouwen. De ironie wil dat de goddeloze fabriek plaats zou maken voor een godshuis.
Het braakliggende terrein, niet ver van de Westermarkt, werd in 1849 gekocht door pater J. van Rijckevorsel. Hij kocht het voor de Redemptoristen, een rooms-katholieke kloosterorde. Het ontwerp voor de kerk werd gemaakt door de Leidse architect Theo Molkenboer (1796-1863), die een paar jaar later ook De Duif aan de Prinsengracht zou ontwerpen. De bouw begon in 1852 en twee jaar later was de Onze-Lieve-Vrouwekerk gereed. Naast de kerk was een klooster gebouwd voor de paters.
De Redemptoristen wilden het evangelie vooral onder de allerarmsten verspreiden. Dat deden ze onder meer door missiewerk in Suriname. In Amsterdam boden ze geestelijke steun in ziekenhuizen.
Het was een van de eerste nieuwe katholieke kerken in Amsterdam. Sinds de stad in de 16e eeuw was overgestapt op het protestantse geloof mochten katholieken geen zichtbare kerken meer bouwen. Wel waren er diverse ‘schuilkerken’, kerken die verborgen waren in woonhuizen. Formeel werd het bouwverbod in 1795 opgeheven, ten tijde van de Bataafse Republiek. Maar het duurde door allerlei tegenwerking nog tot de grondwet van 1848 voordat de katholieke kerkenbouw echt op gang kwam. Tot 1940 werden er zeker dertig nieuwe katholieke kerken gebouwd.
Molkenboer ontwierp de kerk in de stijl van de Franse gotiek. Daarmee verwees hij naar de grote middeleeuwse Franse kathedralen uit de hoogtijdagen van het katholicisme. Later zou ook de grote architect Pierre Cuypers in Amsterdam kerken bouwen in een neogotische stijl, zoals de Vondelkerk en de Posthoornkerk.
De katholieke krant De Tijd noemde de kerk van de Redemptoristen bij de inwijding “het sieraad van de Keizersgracht”. Met de prominente voorgevel op de voorname locatie lieten de katholieken duidelijk zien dat de ‘moederkerk’ terug was in Amsterdam.
De kerk was populair bij gelovigen die wilden biechten: naar verluidt was het vrij gemakkelijk om hier van je zonden af te raken.
De paters trokken zich in 1985 terug uit Amsterdam. Kerk en klooster werden toen verkocht aan de Syrisch-orthodoxe gemeente. Er worden ook nog katholieke diensten gehouden.
Dit artikel verscheen eerder op dichtbij.nl.