Eelke van Houten (1872-1970) was inspecteur bij het gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht. Hij beijverde zich voor het hergebruik van geveltoppen van gesloopte panden.
In de jaren '20 en '30 werden vooral in de oostelijke binnenstad veel oude panden gesloopt bij de sanering van hele buurten. Van Houten pleitte met succes voor hergebruik van geveltoppen en andere, natuurstenen geveldelen, of op zijn minst opslag ervan.
In de jaren '30 werd bouwen in de traditionele stijl in de binnenstad redelijk populair. Vooral bij dergelijke projecten werden geveldelen van Van Houten gebruikt - vandaar de naam Van Houten-panden.
Die panden ogen op het eerste gezicht oud, vaak 17e-eeuws. Ze zijn vaak wel te herkennen aan de gelijke hoogten van de verdiepingen (een eis van de moderne tijd), en aan het in die tijd gebruikelijke metselwerk met diepliggende voegen.