In 1919 nam de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (NSM) een flink terrein in gebruik op de noordelijke IJ-oever. De markt vroeg om schepen die zo groot waren dat ze op de oude werf op Oostenburg niet te water gelaten konden worden.
Onder leiding van de architect-ingenieur G.J. Langhout werden eerst drie hellingen van gewapend beton gebouwd (1919), waarvan II en III bewaard zijn gebleven. Een jaar later volgden twee magazijnen en een machinekamer onder de hellingen II en III, en de grote scheepsbouwloods. De Smederij en de Timmerwerkplaats kwamen over van Oostenburg.
De oude NSM-werf op Oostenburg bleef in gebruik tot ze in 1925 door een brand werd verwoest.
In 1920 werd de Nederlandsche Dok Maatschappij (NDM) gesticht, een reparatiewerf op een terrein ten noordwesten van de NSM.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakten beide werven zwaar beschadigd. NSM en NDM fuseerden in 1946 tot Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij, de NDSM. Ook het terrein tussen de twee werven werd in gebruik genomen. Het gemeenschappelijke terrein besloeg ongeveer 90 ha, langs twee kilometer IJ-oever.
Op de werf werden voornamelijk vrachtschepen en tankers gebouwd. Enkele straten op het terrein werden naar bekende tankers vernoemd: de tt. Neverita en de tt. Vasum, beide gebouwd voor Shell. "tt" staat voor turbinetanker.
In de loop van de jaren 1970 werd de concurrentie op de wereldmarkt te sterk voor de NDSM. Na fusies en afslankingen werden de afstammelingen van de NDSM in 1984 en 1985 failliet verklaard.
Het oorspronkelijke NDM-terrein en het noordoostelijke deel van het oude NSM-terrein zijn ook nu nog in gebruik bij de scheepsbouwindustrie. Ongebruikte gebouwen op het NSM-terrein werden gekraakt. Ze worden nu door verschillende bedrijven voor diverse activiteiten gebruikt. Vier gebouwen en de voormalige hellingbaan zijn sinds 2007 rijksmonumenten.