Opdrachtgever voor dit huis was de toneelschrijver Johannes Hilman (Amsterdam 1802 - 1881). Hilman was dankzij een erfenis sinds 1859 rentenier, en gebruikte het geld blijkbaar ook om in huizen te beleggen. Hij liet architect Schmitz voor een bestaand huis aan het Leidseplein een nieuwe voorgevel ontwerpen.
Het cafƩ kreeg de naam De Nieuwe Schouwburg, een verwijzing naar de grote overbuurman. Eerste uitbater was B.A. Ouwenbroek (Amsterdam 1844 - 1920). Van 1875 tot 1880 werd de zaak gedreven door H.B. Willemsen (Zwolle 1850 - Amsterdam 1920). Hij opende 1882 een nieuw cafƩ op de Heiligeweg. Wie er toen op het Leidseplein de zaak overnam, is ons niet bekend. In 1886 vermeldt het bevolkingsregister dat de tapper Johannes Eggers de hoofdbewoner was.
In 1897 (vermoedelijk) werd het cafƩ overgenomen door de in Buiksloot geboren koetsier Antonie Jacobus (Anton) Reijnders. Het heette toen nog steeds De Nieuwe Schouwburg, en in 1898 stond de naam van Eggers nog op de gevel. Reijnders woonde boven de zaak, met zijn gezin, tot zijn dood in 1937. Twee dochters hebben het cafƩ daarna nog jarenlang gedreven. Vermoedelijk kreeg het in de jaren '30 de naam CafƩ Reynders.
Toneelschrijver Johannes Hilman was begin jaren 1870 de aanjager van een verbouwing van de Stadsschouwburg uit 1774, een geheel houten gebouw. Hij liet de architect Outshoorn een plan maken, waarover hij echter niet tevreden was. Hij vroeg de stadsarchitecten De Greef en Springer het aan te passen. Dat plan werd door de gemeente overgenomen, waarop in 1874 de van stenen buitenmuren voorziene 'nieuwe' schouwburg opende. In 1890 brandde het gebouw alsnog af. In 1894 was de opvolger gereed ā waarmee de naam van het cafĆ© weer accuraat werd.
Oude adressen: tot 1875 buurt II nummer 167; tot 1910 Korte Leidsedwarsstraat 57.
Leidseplein 6
Er zijn 15 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.