• 1850-1940
  • Wederopbouw
  • Na '65
  • Complexen
  • Personen & organisaties
  • Thema's
  • Bouwstijlen
  • Zoeken
  • - - - - - - -
  • Monumenten
  • - - - - - - -
  • Over, bronnen, copyright etc.
  • Privacyverklaring
  • start
  • Amsterdam op de kaart

    Kaartlagen

    Basis

    Historische kaarten

    Kaarten

    Uitbreidingplannen

    Afbeelding uit: juni 2022.
    Afbeelding uit: 1891. Ontwerp van de voorgevel.
Bron afbeelding: SAA, bestand 5221BT906710.
    Afbeelding uit: juni 2022. "Eerste gelegd 4 febr. 1892"

    Gebouwd als 'doorgangshuis' van de "Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen te Amsterdam".

    De vereniging was in 1846 opgericht met als doel prostitutie te bestrijden en om 'gevallen vrouwen' te helpen een ander bestaan te beginnen. Het was een protestantse vereniging met onder de oprichters een dominee. Particuliere initiatieven voor maatschappelijke hulp, al dan niet godsdienstig getint, kwamen in de negentiende eeuw veelvuldig voor; pas in de twintigste eeuw trok de overheid die rol naar zich toe.

    Aanvankelijk werden de vrouwen, die zich uit eigen wil moesten aanmelden, opgevangen in een woning. In 1862 kreeg de vereniging een pand aan de Bloemgracht (nummer 193) tot haar beschikking.

    De term doorgangshuis wijst erop dat het niet de bedoeling was dat de vrouwen er permanent bleven wonen. Volgens een krantenartikel uit 1885 werd bij aanmelding beoordeeld of de vrouw oprecht een nieuw pad in wilde slaan. Zo ja, dan werd ze hier voorbereid op een bestaan als dienstbode. De vereniging zocht dan een betrekking. Als dat niet vlot genoeg lukte werd de vrouw overgebracht naar het Asyl Steenbeek, een instelling in Zetten die een tweejarig programma had voor wat we nu resocialisatie noemen. Het verblijf daar werd betaald door de vereniging.

    Volgens het jaarverslag over 1886 meldden zich dat jaar 27 meisjes en vrouwen bij het doorgangshuis. Vijf ervan keerden terug naar hun ouders; zeven werden in het Asyl Steenbeek geplaatst; twee vertrokken naar doorgangshuizen in Groningen en Arnhem; zes kregen een baan als dienstbode; en zeven keerden terug in de prostitutie.

    In 1891 werd begonnen met de bouw van dit nieuwe, ruimere pand. Voor de bouwkosten was geld ingezameld; de kosten van de aankoop van de grond werden vermoedelijk betaald uit een schenking. Het aannemersbedrijf van C. Wiegand leverde het ontwerp en bouwde het pand.

    Het terrein links van het pand was destijds in gebruik bij een gereformeerd weeshuis aan de Hugo de Grootkade, en aan die kade stond ook een gereformeerde kerk, zodat hier sprake was van een protestants hoekje.

    Op de Bloemgracht konden hooguit vijf vrouwen tegelijk worden ondergebracht. Hier waren dat er ongeveer twintig. De kamertjes voor de vrouwen waren op de eerste verdieping. Op de parterre waren twee woonkamers en twee dienstwoningen voor personeel; in het souterrain waren keukens en wasruimtes.

    De staf bestond geheel uit vrouwen, en het bestuur van de vereniging geheel uit mannen. In 1892 was N. Hoffmann de directrice en J.G. Sillem de voorzitter van het bestuur. Er was ook een damescomitƩ, dat betrokken was bij de begeleiding van de vrouwen. De leden van het bestuur en van het damescomitƩ kwamen uit de hogere kringen van de Amsterdamse burgerij.

    In 1896 meldde een krant dat ongeveer de helft van de kamers leeg stond omdat er niet genoeg geld was om meer vrouwen te huisvesten. De vereniging had structureel te kampen met financiƫle problemen. Desondanks werden begin 20ste eeuw in drie jaar tijd 54 meisjes en vrouwen opgevangen, waarvan er 23 gered werden, zoals de vereniging het noemde.

    De vereniging werd in 1905 of 1906 opgeheven. Het pand werd verkocht aan de vereniging Mirjam, een vereniging "tot verpleeging van onbeheerde kinderen in het huisgezin". Dat was een in 1878 opgerichte christelijke vereniging voor opvang van uit huis geplaatste kinderen, die tot dan toe het genoemde pand op de Bloemgracht gebruikte. Mirjam bleef hier tot 1924, toen de vereniging in ruil voor hulp van de overheid het zwaar op de begroting drukkende pand moest verkopen.

    Volgende gebruiker was de Nederlandsche Roomsch-Katholieke Volksbond, opgericht in 1888 met als doel verheffing van de arbeidersklasse en bestrijding van het socialisme. In weerwil van de naam was de bond alleen actief in het bisdom Haarlem. Ook de aan de bond gelieerde spaarbank hield hier kantoor. Uit de Volksbond kwamen diverse katholieke vakbonden voort. De bond bleef hier tot 1941, toen de Duitse bezetter alle vakverenigingen ontbond.

    Nog gedurende de oorlog kwam er Siers meubelfabriek, en in 1949 lederwarenfabriek Famo, tot 1965. Er volgden nog enkele bedrijven. Vanaf 1976 was hier het landelijk secretariaat gevestigd van Amnesty International, in 1985 gevolgd door het landelijk bureau van Vluchtelingenwerk Nederland. In 1997 werd het pand verbouwd voor kinderopvang.

      Derde Hugo de Grootstraat 7

      Datering:
      1892
      Ontwerp:
      Wiegand, C.
      Bouwstijl:
      Oorsponkelijke functie:
      Opvanghuis
      Status:
      -
      Bronnen & links:
      Laatste wijziging:
      juni 2022

      Er zijn 5 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.

      Toon afbeeldingen Stadsarchief (5)

      Zoeken