Amsterdammers kenden vanouds twee soorten vers water: regenwater en water dat met schuiten uit de Vecht werd aangevoerd. Het water in de eigen grachten was te vuil voor consumptie.
Geen van beide waters was ideaal, omdat er te veel kans was op vervuiling van allerlei aard: van lekkende waterkelders tot vergiftiging door het lood in de pijpen van regenwaterinstallaties. En 's winters hadden de waterschuiten bij vorst moeite de stad te bereiken.
Het eeuwenoude systeem werd vanaf 1853 in tien jaar tijd weggevaagd door het schone water van de N.V. Duinwater-Maatschappij. Naar een idee van de gepensioneerde genie-officier C.D. Vaillant pompte dat bedrijf water uit de Kennemerduinen via de Duinwaterleiding naar Amsterdam. Het was de schrijver Jacob van Lennep die de fondsen voor de onderneming wierf. In Nederland was er niet genoeg enthousiasme, maar het lukte Van Lennep om in Engeland wel het benodigde geld op te halen.
Aanvankelijk was er Ć©Ć©n tappunt, bij de Willemspoort. Voor een cent kreeg men een emmer water mee. In 1856 waren er verspreid over de stad zo'n twintig standpijpen waar vers water kon worden getapt. De Maatschappij legde ook een leidingnet aan waarop steeds meer huizen werden aangesloten.
De Maatschappij was ook eigenaar van de Vechtwaterleiding (1888). Het water daarvan was tot in de jaren 1930 alleen geschikt voor de industrie.
Het bedrijf, inclusief het waterleidingterrein aan de Haarlemmerweg, werd in 1896 overgenomen door de gemeente.
Door de annexatie van een deel van de gemeente Nieuwer-Amstel, ook in 1896, werd de Bronwaterleiding van die gemeente eigendom van Amsterdam. Het water van Nieuwer-Amstel kwam uit een bron onder de hei bij Hilversum.
De in 1896 opgerichte Gemeente-Waterleidingen beheerde zodoende drie leidingstelsels: de Duin-, Vecht- en Bronwaterleidingen. Tot 1932 waren dat strikt gescheiden stelsels. Vanaf dat jaar haalde de Vechtwaterleiding z'n water niet meer uit de Vecht maar uit de veel schonere Loosdrechtse Plassen, waardoor het gemengd kon worden met water uit de andere leidingen.
Het beheer van het waterleidingnet werd in 2006 samen met de riolering door de gemeente ondergebracht in de stichting Waternet, waar Amsterdam ging samenwerken met het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
Stelling
Om de drinkwatervoorziening te garanderen tijdens een belegering van de stad werd begin twintigste eeuw in de Riekerpolder een complex gebouwd met waterputten, reservoirs en putten. Deze militaire drinkwatervoorziening hoorde bij de Stelling van Amsterdam.
Watertorens
De meeste negentiende-eeuwse waterleidingstelsels gebruikten watertorens om water in op te slaan om een constante druk in het net te krijgen. Amsterdam daarentegen vertrouwde op de pompen en reservoirs op straatniveau, en bouwde geen torens. Door annexaties kwamen wel de torens van andere gemeenten in Amsterdam:
In 1965 en 1966 werden twee watertorens in gebruik genomen om te helpen bij het opvangen van schommelingen in de waterdruk: op de pompstations aan de Amstelveenseweg en aan de Haarlemmerweg.