• 1850-1940
  • Wederopbouw
  • Na '65
  • Complexen
  • Personen & organisaties
  • Thema's
  • Bouwstijlen
  • Zoeken
  • - - - - - - -
  • Monumenten
  • - - - - - - -
  • Over, bronnen, copyright etc.
  • Privacyverklaring
  • start
  • Amsterdam op de kaart

    Kaartlagen

    Basis

    Historische kaarten

    Kaarten

    Uitbreidingplannen

    Elektriciteit

    De geschiedenis van elektriciteit in Amsterdam begint in 1881 toen cafƩ-restaurant Krasnapolsky een eigen centrale liet installeren. De opgewekte stroom was vooral voor eigen gebruik; een deel werd verkocht aan buren rond de Dam. Enkele particulieren hadden eigen turbines voor de opwekking van elektriciteit. Ook het Amstelhotel had een eigen centrale, vanaf 1892.

    De N.V. Electra bouwde in 1889 een kleine centrale in Kalverstraat 36, die stroom leverde aan een deel van de binnenstad. De eerste afnemers waren CafƩ Suisse en naaimachinehandel Singer, beide in de Kalverstraat. In 1892 werd door Electra de eerste grote centrale gebouwd, aan de Haarlemmerweg 299 ten westen van het drinkwaterleidingterrein, naar ontwerp van A.L. van Gendt (gesloopt). De firma had een concessie gekregen om een netwerk aan te leggen.

    Rond 1900 besloot het gemeentebestuur dat de havenkranen en de trams op elektriciteit moesten gaan werken. De eerste gemeentelijke elektriciteitscentrale, op de Hoogte Kadijk, was in 1903 gereed. In 1918 volgde een centrale in Noord, aan de Papaverweg (uitgebreid in 1930, gesloten in 1982). De centrale van Electra werd in 1913 overgenomen door de gemeente en meteen gesloten, omdat de kosten te hoog waren. Via het netwerk van Electra kregen de afnemers voortaan gemeentelijke stroom.

    De eerste arbeiderswoningen met elektrische verlichting waren van de vereniging Dr. Schaepman: twee rijtjes aan Meeuwenlaan en Spreeuwenpark (1912). De straatverlichting werd vanaf 1917 elektrisch. In 1920 was vrijwel elk huis in de stad aangesloten op het elektriciteitsnetwerk.

    De gemeentelijke centrales leverden een spanning van 3000 volt. Dat werd in peperbusvormige transformatorhuisjes annex reclamezuilen teruggebracht naar de 220 volt die naar de woningen in de buurt ging. Die peperbussen waren aanvankelijk van gietijzer; tegenwoordig worden ze van beton gemaakt, wat niet zo snel roest.

    De Gemeente-Electriciteitswerken en de Gemeente-Gasfabrieken, die elkaar flink beconcurreerden, fuseerden in 1941 tot Gemeente-Energiebedrijf (GEB). Dat werd vanaf 1985 verzelfstandigd en verkocht.

    Alle thema's

    Laatste wijziging:
    december 2017

    Zoeken