De veruit populairste bouwstijl in de tweede helft van de 19e eeuw greep terug op de Hollandse renaissance van tussen pakweg 1530 en 1630. Indertijd gebruikten bouwmeesters vaak horizontale lagen van natuursteen tussen het metselwerk en werden vaak trapgevels toegepast.
Door te verwijzen naar die Hollandse renaissance gebruikte de negentiende-eeuwer een landseigen bouwstijl, die ook nog eens te koppelen viel aan de strijd tegen de Spaanse overheersing. De stijl sloot zodoende perfect aan bij het opkomende nationalisme.
Voornaamste kenmerken van de neo-Hollandse renaissance:
- speklagen (natuurstenen banden tussen het metselwerk);
- trapgevels;
- gietijzeren muurankers;
- rode baksteen;
- gebogen metselwerk met natuurstenen blokken boven ramen en deuren.
Een voorbeeld is de school in de Derde Oosterparkstraat.
Een van de promotors van deze bouwstijl was Isaac Gosschalk. Ook Dolf van Gendt en de negentiende-eeuwse architecten van Publieke Werken gebruikten de stijl vaak.
Ed. Cuypers greep veelal niet terug op de Hollandse renaissance maar op de Venetiaanse. Dat leidde tot gebouwen met gelige tinten en allerlei loggia's.