Gebouwd als tehuis voor ongehuwde moeders, opvang voor 80 kinderen, en enkele dienstwoningen. Het werd bekend als het Moederhuis. Opdrachtgever was de Sint Hubertus Vereniging, die al langer het naastgelegen pand (Hubertushuis) gebruikte voor opvang.
Het meest opvallend is de kleurrijke stalen voorgevel. Van Eyck zei zelf dat hij maar Ć©Ć©n kleur had gebruikt, de regenboogkleur. Het interieur is ontworpen om veel sociale contacten mogelijk te maken. Dat idee was een breuk met de traditionele opvang, die meer gericht was op beheersen en controleren.
In de zijmuur van nummer 33 werden diverse openingen gemaakt om allerlei verbindingen met het nieuwe pand mogelijk te maken. Tussen het oude en het nieuwe deel kwam een doorzichtig trappenhuis, waarin de uiteenlopende verdiepingshoogtes overbrugd werden.
Op de begane grond was een fietsenstalling. In de binnentuin ontwierp Van Eyck een laag gebouwdeel waar de kinderen leefden. De woningen voor 16 ouders kwamen in het oude gedeelte.
Een criticus was in NRC Handelsblad bang dat Van Eyck te veel op kleur vertrouwde om het gebouw te structureren:
Ik pleit niet voor het opnieuw uitbannen van de kleur in de architectuur, maar het bezwaar dat ik er hier tegen heb is dat er teveel op is vertrouwd om het beeld van het gebouw te bepalen. In het interieur heeft Van Eyck heel zorgvuldig geprobeerd de ruimtelijke werking met behulp van de verfpot te verduidelijken en het gevaar bestaat dat, wanneer de architect niet geraadpleegd wordt, er na de eerstkomende schilderbeurt een geheel nieuw gebouw zal zijn ontstaan. Bovendien lijkt het gebouw zijn samenhang te verliezen.
De Hubertusvereniging fuseerde vanaf 1992 een aantal keer met zusterorganisaties; de nieuwe organisatie heette vanaf 2004 Altra. Die verliet het pand circa 2007.
Er is nu nog altijd een kinderopvang gevestigd. De bovenverdiepingen zijn sinds 2017-2018 in gebruik als hotel.
Toen het pand gebouwd werd was het huisnummer 31. Inmiddels is dat 33 voor de bg en de bel-etage en 35 voor de hogere verdiepingen.
Eerder stond hier een pand uit 1882 ontworpen door Isaac Gosschalk, met een synagoge en een school van de vereniging Talmoed Thora. De school verhuisde in 1924 naar de Tweede Boerhaavestraat. In de vrijgekomen ruimte kwam een crĆØche ('Zuigelingen Inrichting en Kinderhuis'), vanaf 1926 geleid door HenriĆ«tte Pimentel (1876-1943). Tijdens de oorlog was het een opvang voor zuigelingen en kinderen van ouders die in de tegenovergelegen Hollandsche Schouwburg waren opgesloten in afwachting van deportatie. Honderden kinderen werden via de kweekschool links van de crĆØche in veiligheid gebracht. De crĆØche werd in 1943 gesloten; de synagoge waarschijnlijk al eerder. Directeur Pimentel werd gearresteerd en in Auschwitz vermoord. Nog tijdens de oorlog, in 1944, kwam hier wasserij Excelsior. Die bleef tot het faillissement in 1969.
Plantage Middenlaan 31
Er zijn 19 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.