Badhuis annex sectiepost van de Stadsreiniging, op de hoek van de Nieuwe Uilenburgerstraat en de Houtkopersburgwal. Met een dienstwoning. Het badhuis was nummer 116, de sectiepost met kantoor nummer 114, en de dienstwoning nummer 112.
De Stadsreiniging had transportschuiten voor grofvuil liggen in het water van de Houtkopersburgwal. In de sectiepost konden de karren van de reiniging gestald worden, en er was een schaftlokaal.
Het was het tiende gemeentelijke badhuis. Om te voldoen aan de wensen van de vele Joodse buurtbewoners was het geopend van zondag tot en met vrijdag, in tegenstelling tot andere gemeentelijke badhuizen. Ook werd er Joods personeel aangesteld.
Het badhuis werd geopend op 13 december 1923 door burgemeester De Vlugt. Aanwezig waren ook wethouder De Miranda (met badhuizen in zijn portefeuille), diens collega's Vos, Ter Haar en Polak, de opperrabbijnen van de Nederlands- en Portugees-Israƫlitische gemeenten, de heren Onderwijzer en Palache, en de directeuren Bos van Publieke Werken en Heijermans van de Gezondheidsdienst. In zijn praatje stond De Miranda er onder meer bij stil dat tijdens de bouw slechts ƩƩn keer was gestaakt.
Er was een mannenafdeling met 14 douches en 2 kuipbaden, en een vrouwenafdeling met 6 douches en 3 kuipbaden. De ingang voor mannen was aan de Houtkopersburgwal, die voor vrouwen in de Nieuwe Uilenburgerstraat.
In de gevel werden stenen opgenomen van oude panden in de buurt die in het kader van de sanering werden gesloopt: "D' Turcksche slaeff", "D' koffibaal" en "D' vogelstruis 1742".
Badhuismeester/opzichter vanaf 1923 tot in de oorlog was Johannes Mijdema (Amsterdam 1893 - Neuengamme 1945). Hij woonde met zijn vrouw in de dienstwoning van het badhuis. Volgens een politierapport werd hij in februari 1944 gearresteerd, waarschijnlijk voor het onderdak bieden aan twee Joodse onderduikers, het echtpaar Sam de Hond en Klara Stodel. Via Sachsenhausen belandde Mijdema in het concentratiekamp Neuengamme, waar hij in januari 1945 overleed. Hij ligt begraven op het Nederlandse ereveld van een begraafplaats in Hamburg. De weduwe Mijdema verhuisde in 1946 naar de Ruyschstraat.
Marktkoopman Salomon de Hond (Amsterdam 1914 - 2002) overleefde de kampen, in tegenstelling tot zijn vrouw Klara Stodel (Amsterdam 1915 - Auschwitz 1944). De Hond is de vader van opiniepeiler Maurice de Hond.
De Duitse bezetter wees het badhuis in 1941 aan als exclusief Joods badhuis, samen met dat op het Boerhaaveplein. Andere badhuizen waren verboden voor Joden. In augustus 1943, nadat alle Joodse buurtbewoners gedeporteerd waren, werd het gesloten.
Na de oorlog kwam er een farmaceutisch-chemische fabriek in het badhuisgedeelte, Chemorgala, tot de sluiting in 1949. In de jaren 1960 zat er de vleeswarenfabriek van W. Schreuder. Vanaf 1971 tot in de jaren 1980 was fietsenfabriek Burco er gevestigd, met hoofdvestiging op Kerkstraat 247. Tegenwoordig is het badhuis een muziekcentrum met de naam Splendor.
Het complex staat op de plek waar tot begin jaren 1910 de kop was van de Batavierstraat. Die straat en de huizen die er stonden verdwenen toen Uilenburg gesaneerd werd, vanwege de slechte kwaliteit van de woningen.
Nieuwe Uilenburgerstraat 112-116
Er zijn 17 afbeeldingen in de beeldbank van het Stadsarchief die gerelateerd zijn aan dit adres.